Drama les met BVV model Assepoester
Lesvoorbereiding
Naam
|
Alice van Velzen
|
Groep
|
1B
|
ICO
(Stagebegeleider) |
Ronald Hilbers
|
Praktijkschool
|
Werkplaats kindergemeenschap
|
Groep
|
7/8
|
Mentor
|
Trudy Grijpma
|
Activiteit
|
Drama Assepoester rollenspel
|
Datum
|
Vrijdag 23-03-12
|
Leerpunten student
|
1.
Uit mijn
comfortzone stappen
|
2.
Expressie
groot.
|
3.
Orde houden
|
Verantwoording (waarom ga je dit doen)
Beginsituatie
Beschrijf
wat de leerlingen al weten, of ze er wel eens mee te maken hebben, welke
leerlingen problemen hebben met dit onderwerp of met de werkvorm, …
|
De leerlingen
hebben al eerder een rollenspel gedaan met Trudy. Ook zijn de leerlingen
gewend om 2 keer per week drama te doen. Ze kennen het verhaal van Assepoester,
alleen nog niet deze gepimpte versie.
|
Doelstellingen
Wat
moeten de leerlingen aan het einde van de les geleerd hebben? Formuleer je doelen
SMART.
|
Aan het eind van
de les kunnen de leerlingen zit inleven in een ander personage. Dit gebeurt
door middel van houding, stemgebruik en inbeeldingsvermogen.
Studenten maken
kennis en geven vorm aan status in tekst en houding (non-verbaliteit).
Studenten ervaren
verschil tussen impliciete en expliciete aandacht voor thema ‘s als
‘afhankelijk zijn’.
Kennis en het
ervaren van de werking van rollenspel én acteerspel
Bewust toepassen
van deze kennis bij (drama)lessen en groepsprocessen
|
Evaluatie
Benoem
van elk doel hoe en wanneer je vaststelt of dit is behaald.
|
Tijdens de kern
van de les kan ik zien of de doelstelling van de les behaald is.
|
Werkwijze en middelen (hoe en waarmee ga je dit doen)
Didactische Werkvormen
Wat
doe jij?
|
Ik lees het
verhaal van Assepoester voor met de juiste intonaties. Tijdens W-up 1
dirigeer ik de verschillende typetjes, ik doe de typetjes voor en leg uit
waarom ik ze zo zou doen. Bij W-up 2 Doe ik leg ik uit wat de bedoeling is,
vervolgens doe ik het voor met 2 leerlingen. Tijdens de uitvoering loop ik
rond en geef ik tips. Bij de Kern laat ik zien wat je allemaal kan doen,
hierna loop ik rond voor tips. Verder sluit ik af en evalueer ik met de
leerlingen de les.
De leerlingen
geven vorm aan status in tekst en houding. Ook leven de leerlingen zich in in
een verbeelding van personages.
Ik gebruik het
verhaal van Assepoester. Het televisie scherm zodat ik het schema van de
kernopdracht kan laten zien.
De leerlingen
gebruiken hun stem, houding en hun verbeeldingsvermogen.
|
||
Leeractiviteiten
Wat
doen de leerlingen?
|
|||
Instructie-middelen
Welke
middelen gebruik jij?
|
|||
Leermiddelen
Welke
middelen gebruiken de leerlingen?
|
Organisatie (Aan
welke praktische zaken moet je denken bij de uitvoering; maak eventueel een
schets van de ruimte)
Vooraf
Wat
moet klaarliggen? Waar kunnen leerlingen spullen zelf pakken?
|
De instructietafel moet aan de kant, zodat er ruimte in de kring
is om de opdrachten uit te voeren.
Mijn Assepoester verhaal moet klaar liggen en ik moet het schema
voor de kernopdracht op de computer klaar hebben staan.
Als er te weinig ruimte is dan gaan we voor W-UP 1 naar buiten.
Ik moet dan niet vergeten een stoel mee te nemen.
Na afloop zetten de leerlingen die plantendienst hebben de
instructietafel terug.
|
Tijdens
Moet
de organisatie aangepast worden? Waar leggen de leerlingen hun product?
|
|
Na afloop
Zorg
een rustige overgang naar de volgende les. Wie ruimt
|
Lesopbouw
(wat
ga je precies doen)
Keuze lesmodel
benoem hieronder in de eerste kolom
de fasen die horen bij het gekozen lesmodel |
Aanvullende vakdidactische eisen
1. gebruik van minimaal
één opwarming (wup) die aansluit bij de inhoud van de kern
2. zowel
product- als proces evaluatie tijdens en na de les. Ruimte in de kern voor
het spelen van een ‘spelopdracht’.
3. wup 1
4. wup2
5. kern
6. afsluiting
7. evaluatie
(De Nooij, H., Kijk op spel, drama voor de pabo, Wolters Noordhoff, Groningen, 2008) |
DA
|
ADI
|
||||||||
1 Inleiding
2 Kern
3 Afsluiting
|
1 Terugblik
2 Oriëntatie
3 Uitleg
4 Begeleide
inoefening
5 Zelfstandige verwerking
6 Evaluatie
continu: REFLECTIE
|
lesfase
|
tijd
|
activiteit
|
||||||||||
1
3
4
5
6+7
|
10 min.
5 min.
10 min.
10 min.
5 min. |
Na een deel van het verhaal (Betekenis) oefenen van de Vaardigheden
in w-up 1
en w-up2. Deze oefeningen sluiten aan bij de Vorm acteerspel.
Deze les is gemaakt door Patrick Rutgers, bron: zijn lessen en Power Points
Vandaag gaan we bij drama een
rollenspel doen. Ik begin met een stukje voorlezen uit het verhaal van
Assepoester. Ik begin bij het stukje waar de prins het land doorzoekt om te
kijken bij wie het glazenmuiltje past.
Tijdens het voorlezen gaan jullie opletten of jullie stukken tekst in
de directe reden (spreektaal) voorbij horen komen. Probeer er een te
onthouden.
Voorlezen
Dit was een gepimpte versie door
Jaques Vriens.
Wat hoorde jullie voorbij komen?
W-up 1: hoge status ßà
lage status (evt. kop – romp – buik)
Assepoester, Agniet, Rosa
Kom allemaal staan jullie mogen allemaal door elkaar gaan lopen.
Probeer elkaar niet te raken. Zodra ik in mijn handen klap, staan jullie
stil. (Haal het grapje van Patrick uit, zeg een aantal keer stop en kijk of
ze erin trappen).
Leg na elke klap in je handen een personage uit. Agniet, Rosa en
Assepoester.
Agniet is een bazig typetje en duidelijk de
oudste stief zus. Ze loopt voor zelfvertrouwen en kijkt op de andere zussen
neer (kin omhoog) dit noemen ze ook wel een kop personage en wordt vaak
gebruikt voor personages met een hoge status.
Rosa is de jongste stief zus. Ze is
neerbuigend naar haar oudere zus. Ze hangt ligt in haar buik of rug. Zo’n
typetje wordt ook wel een buikpersoon genoemd in het theater.
Assepoester is een neutraal typetje. Ze blijft
onder het gezag van haar stief zussen altijd beleeft en laat zich niet uit
het veld slaan. Ze is een romppersoon.
W-up 2: drietal oefening:
nr.
1 onredelijk snel met opdrachten geven
nr. 2 incasseert beleefd maar vertaalt onredelijk naar nr. 3
nr.
3 voert uit en blijft beleefd
Kom allemaal in een kring staan. We gaan nu in 3-tallen een
oefening doen.
Ik zal het even voor doen met leerlingen. Nr.1 is Agniet en is onredelijk snel met opdrachten
geven aan haar stief zus Rosa (nr.2). Rosa neemt de opdrachten beleefd in
ontvangst maar vertaalt het onredelijk naar Assepoester (nr. 3). Assepoester
voert altijd beleeft alles uit, maar dan net niet op de manier dat het de
bedoeling is. Het is dus de taak van Assepoester en Agniet om het Rosa zo
moeilijk mogelijk te maken.
Kern: Uitspelen van een situatie
van de drie zusters:
De leerlingen nemen een van de volgende personages aan. In rol
van deze personages spelen ze de W-up2 nogmaals.
Nu gaan we W-up2 nogmaals doen, maar dan nemen de stief zussen en
Assepoester een van de personages op het scherm aan.
Kom allemaal even zitten. Wat vonden jullie van de les? Wat
hebben jullie met deze les eigenlijk geleerd?
Het is tijd, jullie mogen naar huis. Denk aan je dienst.
|
Zelfevaluatieformulier
Student:Alice van
Velzen________________________ Groep:
1B____ Mentor: _________________
Stageschool:
Werkplaats kindergemeenschap Kees Boeke_________
Groep: 7/8_______________
Stagebegeleider/coach ________________________________________________________________
Activiteit(en) :Dramales__________________________________ Datum: 19-04-2012_______________
Geef
je eigen mening weer naar aanleiding van de verrichte lesactiviteiten door in
te gaan op onderstaande vier vragen:
1. Noem
drie punten waarover je tevreden bent en waarom.
Organisatie:
Ik ben tevreden over mijn organisatie van
deze dramales, omdat de les soepel verliep. Tijdens de les had ik alles bij de
hand wat ik nodig had. Ook was de ruimte buiten beter dan binnen in de kring.
Orde houden:
Met de leerlingen had ik een duidelijk teken
afgesproken als ik weer de aandacht wilde hebben. Ook had ik duidelijke regels
met de leerlingen afgesproken. Hierdoor werd het vrij makkelijk om tijdens de
les orde te houden.
Pedagogisch klimaat:
Het pedagogisch klimaat was goed tijdens de
les (misschien doordat groep 8 er niet bij was). De leerlingen durfde allemaal
mee te doen.
2. Noem drie punten die je de volgende keer
beter/anders wil doen en geef aan hoe je dat gaat aanpakken.
Feedback aan de
leerlingen:
De volgende keer wil
ik meer feedback aan de leerlingen geven. Dit wil ik doen door nog meer rond te
kijken en rond te lopen.
Langer de tijd nemen:
De volgende keer
wil ik voor de kern langer de tijd
nemen. Dit ga ik doen door het op een dag te plannen dat we meer tijd hebben.
Ook met groep 8:
Voor de volgende keer
lijkt het me een goede uitdaging om een dramales te geven aan de hele klas (dus
7 en 8)
3. Geef je reactie op de gekozen aandachtspunten
bij de lesvoorbereiding.
Uit mijn comfortzone
stappen:
Tijdens het voordoen
van de W-up’s en de kern ben ik uit mijn comfortzone gestapt. Eigenlijk was het
voordoen helemaal niet zo spannend of eng als ik dacht.
Expressie groot:
Tijdens het voorlezen
en tijdens de uitleg heb ik mijn lichaam bewust groot gebruikt.
Orde houden:
Het orde houden ging goed. Met de leerlingen
had ik een duidelijk teken afgesproken als ik weer de aandacht wilde hebben.
Ook had ik duidelijke regels met de leerlingen afgesproken. Hierdoor werd het
vrij makkelijk om tijdens de les orde te houden.
4. Kies drie relevante vragen uit de
zelfevaluatievragenlijst en beantwoord deze.
In hoeverre heb je je doelstellingen
bereikt? Licht je antwoord toe.
Tijdens de evaluatie bij de
afsluiting van de les gaven de leerlingen aan dat ze hebben geleerd dat ze zich
in kunnen leven in een personage. Mijn doelstelling was: Aan het eind van de
les kunnen de leerlingen zich inleven in een ander personage. Dit gebeurt door
middel van houding, stemgebruik en inbeeldingsvermogen.
Ik heb dus mijn doelstelling bereikt.
Op welke manier heb je aan de orde
gewerkt in de klas?
Met de leerlingen had ik een duidelijk teken afgesproken
voor als ik weer de aandacht wilde hebben. Ook had ik duidelijke regels met de
leerlingen afgesproken. Hierdoor werd het vrij makkelijk om tijdens de les orde
te houden.
Was de groepsgrootte geschikt voor
deze activiteit? Licht je antwoord toe.
De groepsgrootte was zeker geschikt
voor deze activiteit. Door de kleinere groep had ik goed overzicht op de klas.
Ook had ik hierdoor wat meer tijd om de leerlingen te tips en tops te geven.
Beschrijving:
Dramales: 19-04-2012
Onderwerp: Assepoester rollenspel
Groep: 7/8
Na de kring had groep 8 verkeersexamen dus alleen groep 7
was in het lokaal. De leerlingen mochten in de kring blijven zitten.
Hier begon ik met vooruitblikken. ‘Vandaag gaan we drama doen
aan de hand van het sprookje van Assepoester. Ik ga nu eerst een stukje
voorlezen en daarna gaan we naar buiten om de rest van de les te doen.’
Vervolgens las ik een fragment voor uit het verhaal
‘Assepoester’ uit het boek ‘De allerleukste sprookjes’ van Jacques
Vriens. Tijdens het voorlezen hoefde ik de leerlingen niet te corrigeren.
Na het voorlezen beschreven de leerlingen de personages in
het fragment, nadat ik ze de beurt gaf. Vervolgens sprak ik een aantal ‘regels’
met de leerlingen af die buiten golden. ‘Ik wil graag dat jullie buiten extra
goed naar mij luisteren, omdat mijn stem niet zo hard is. Ook wil ik graag dat
jullie tussen de drie bomen blijven.’ De kinderen mochten hun jas aan gaan
trekken en naar de plek tussen de bomen gaan. Ik nam een stoel mee.
Buiten wachtte ik eerst tot het stil was. Ik vertelde dat ze
zo door de ruimte tussen de bomen mochten gaan lopen. Als ik in mijn handen zou
klappen zouden ze stil staan. De leerlingen namen goed de ruimte. Voor de grap zei ik: ‘Stop’. Iedereen stond
stil. Ik vertelde ze dat ze alleen moesten stoppen als ik in mijn handen
klapte. Ze liepen weer verder.
Toen ik in mijn handen klapte, introduceerde ik de personage
van de oudste stiefzuster ‘Agniet’. Ik vertelde over haar karakter en haar
houding. De leerlingen mochten vervolgens als Agniet gaan lopen. Dit deed ik
nog 2 keer maar dan met de personages ‘Rosa’ en ‘Assepoester’.
Vervolgens liet ik de personages op willekeurige volgorde
voor bij komen, zodat de personages goed geoefend werden.
Ik vroeg aan de leerlingen of ze in een kring kwamen staan.
Vervolgens maakte ik drietallen door middel van het nummeren van de leerlingen
tot drie. (1,2,3,1,2,3,1,2,3 etc.)
Ik legde de opdracht uit: ‘Agniet (nummer 1) is onredelijk
snel met opdrachten geven aan haar stiefzuster Rosa (nummer 2). Rosa neem de
opdrachten beleefd in ontvangst maar vertaalt het onredelijk naar Assepoester
(nummer 3). Assepoester voert altijd alles beleefd uit, maar dan net niet op de
manier dat het de bedoeling is. Het is dus de taak van Assepoester en Agniet om
het Rosa zo moeilijk mogelijk te maken.’
Samen met 2 kinderen
deed ik de volgende opdracht voor. Vervolgens gingen de leerlingen aan de slag.
Terwijl de leerlingen bezig waren liep ik rond om de leerlingen tips en tops te
geven.
Na 4 minuten klapte ik in mijn handen, waardoor de
leerlingen stil werden. Ik liet ze van rol wisselen. Vervolgens gingen de leerlingen weer aan de
slag en liep ik rond om tips en tops te geven. Dit deed ik nog een keer.
Hierna klapte ik weer in mijn handen, waardoor de leerlingen
stil werden. De leerlingen mochten een situatie kiezen voor beide
zusters en Assepoester. De leerlingen kozen voor de zwangere vrouw van 35 en
voor de vervuilde 40-ers met een spraakgebrek. Vervolgens speelde ze de
opdracht nogmaals uit in deze situaties.
Ik merkte dat de concentratie wat minder werd en klapte in
mijn handen. ‘Ik wil jullie een compliment geven dat jullie je zo goed aan de
afspraken hebben gehouden die we hadden afgesproken, applausje voor jezelf!
Jullie mogen naar binnen, je jas uittrekken en nog even in de kring komen
zitten.’
In de kring stelde ik nog een aantal vragen aan de
leerlingen. ‘Wat vonden jullie van de les? Wat vonden jullie het leukst? Wat
vonden jullie het stomst? Wat heb je ervan geleerd?’. De leerlingen gaven als
antwoorden dat ze de personages het leukst vonden, dat ze niet stom vonden en
dat ze ervan hadden geleerd dat ze zich in kunnen leven in een personage.
Na mijn afsluiting kwam precies groep 8 terug in de klas en
gingen we verder met het programma.
Analyse :
Competentie 1: Interpersoonlijk competent
Zoals je kan lezen in de situatie beschrijving blik ik aan het begin van de les vooruit. Ik vertel de leerlingen ook wat het doel van de les is. Hierdoor weten de leerlingen waar ze aan toe waren. Volgens Trigt (2009) behoort dit tot basiscommunicatie.In de kring laat ik leerlingen, die niet gelijk hun vinger opsteken, de personages beschrijven die in het verhaal voorkomen. Het effect hiervan was dat ik merk dat zij zich gezien en betrokken voelden bij de les. Ik verbreed hiermee naar de hele groep.
Buiten ging ik op een stoel staan tijdens de instructies en bij W-UP1. Dit deed ik om goed zichtbaar te zijn en goed overzicht te hebben tijdens W-UP1. Hiermee schepte ik duidelijkheid over mijn positie, de leerlingen wisten goed waar ik stond. Ook kon ik hierdoor makkelijker orde houden.
Ook laat ik in deze les zien dat ik in staat ben om leiding geven af te wisselen met ruimte geven en begeleiden. Tijdens de uitleg heb ik de leiding. Tijdens de kern en de warming-ups geef ik de leerlingen de ruimte om te oefenen. Hierbij begeleid ik ze wel door ze tips en tops te geven.
Tijdens de kern opdracht loop ik langs de groepjes en geef ik tips en tops. Dit deed ik bewust om te oefen met feedback geven. Het effect van deze feedback was dat de leerlingen bewuster met de opdracht aan de slag gingen.
Aan het eind van de les evalueer ik met de kinderen. Hierdoor ben ik bewust bezig met feedback ontvangen. Ik vraag naar wat ze het leukst vonden , wat ze het stomst vonden en wat ze van de les in het algemeen vonden. Het effect hiervan is dat ik weet wat de leerlingen leuk vonden aan de les en wat ik de volgende keer anders kan doen.
Aan het eind van de les geef ik ook een korte samenvatting van wat we hebben gedaan. Hierbij bespreek ik ook het lesdoel. Hierdoor weten de leerlingen dat we het lesdoel bereikt hebben en voelen ze zich competent. Door dit competente gevoel zijn de leerlingen in staat om zich verder te ontwikkeling.. Als de leerlingen het doel niet hadden bereikt maar wel goed gewerkt hadden, dan had ik een samenvatting 'met een strikje' er omheen gegeven.
Competentie 2: Pedagogisch competent
Voordat we naar buiten gaan maak ik eerst een aantal afspraken met de leerlingen. Hierdoor kan ik de leerlingen tijdens de les op onze afspraken wijzen. Net als Eijkeren (2005) vind ik duidelijke regels essentieel voor een goed pedagogisch klimaat. Het geeft de leerlingen veel duidelijkheid en structuur, hierdoor weten de leerlingen waar ze aan toe zijn en hoeven ze de grenzen niet meer op te zoeken.Tijdens deze dramales krijgen de leerlingen 2 warming-ups. Hier heb ik bewust voor gekozen om de leerlingen de mogelijkheid te geven om eerst te oefen met het inleven in de personages zonder dat er andere klasgenoten hen beoordelen. Hierdoor hebben de leerlingen sneller de ervaring van 'ik kan het'. Dit is nodig om zich verder te willen ontwikkelen volgens prof. Luc Stevens. Ook Dijkstra (2000) schrijft dat de basisbehoefte competentie essentieel is bij de verder leren van het kind.
Bij het geven van de tips en tops houd ik rekening met het karakter van het kind. Een leerling in mijn klas is heel onzeker. Bij haar ben ik wat voorzichtiger met mijn tips en wat guller met mijn tops. Dit laat mijn pedagogische houding zien. Ik ben sensitief voor haar behoeftes en reageer met responsief gedrag. Ook bij conflicten op het schoolplein ben ik sensitief en responsief. Hierdoor krijgen de leerlingen meer vertrouwen in mij. Ik laat zien dat iedere leerling een belangrijk individu is. Dit heeft te maken met de autonomie van de leerling. Ook dit is belangrijk voor een leerling om zich verder te kunnen ontwikkelen volgens prof. Luc Stevens. Ook schrijft Dijkstra (2000) dat autonomie belangrijk is voor een leerling om zich verder te willen ontwikkelen.
Competentie 3: Vakinhoudelijk en didactisch competent
Voor deze dramales heb ik gebruik gemaakt van het BVV-model. Door dit model verloopt de les soepel. Mijn opbouw voldoet aan de eisen voor een grotere kans op succeservaring van De Nooij (2008, p. 127-129). De les krijgt eerst een betekenis door het sprookje wat ik voorlees. De leerlingen hebben namelijk net een klassenavond gehad met sprookjes als thema. Ook is het verhaal van Jacues Vriens op een moderne manier verteld, waardoor de leerlingen het verhaal erg grappig vinden. De les sluit nu dus aan op de belevingswereld van de leerlingen en de intrinsieke motivatie (wat ik erg belangrijk vind) is groter. Ik heb voor 2 warming-ups gekozen, zodat de leerlingen eerst kunnen oefenen met de personages. Door de warming-ups ontstaat er een veilig klimaat. Bij de kern opdracht staat de vorm (acteerspel) centraal. De leerlingen krijgen nu de mogelijkheid om de opdracht ook met andere personages te doen.Ook heb ik er bewust voor gekozen om de les deels binnen en deels buiten te doen. De ruimte in het lokaal was te klein om de warming-ups te doen. Ook vonden de leerlingen het fijn om buiten te zijn met het mooie weer.
Competentie 4: Organisatorisch competent
Zoals ik bij competentie 3 al duidelijk maak, heb ik er bewust voor gekozen om de les deels binnen en deels buiten te doen. Dit heeft met de ruimte te maken in het lokaal te maken. Omdat we buiten voor het lokaal van een andere klas zouden staan heb ik van te voren met de leerkracht van die klas overlegd of het haar en de leerlingen van die klas niet zou storen. Zij waren op dat moment aan het gymmen dus dat kwam goed uit.In het lokaal maak ik een aantal afspraken met de leerlingen. Dit doe ik bewust binnen, zodat de leerlingen meteen weten waar ze aan toe zijn als ze buiten komen. Förrer & Schouten beschrijven het effect en de belangen van regels en routines (2008, p. 37-42).
Ook heb ik de les vrij uitgebreid voorbereid zodat ik niet voor verrassingen zou staan tijdens de les.
1.
Dijkstra, R.
(2000a). Laat dat maar aan mij over, over de basisbehoefte competentie. Utrecht:
APS.
|
2.
Dijkstra, R.
(2000b). Ieder op zijn eigen wijs, over de basisbehoefte autonomie. Utrecht:
APS.
|
3.
Eijkeren , M.
v. (2005). Pedagogisch-didactisch begeleiden. Baarn: HBuitgevers.
|
4.
Förrer, M.,
& Schouten, E. (2008). Klassenmanagement in de basisschool. Amersfoort:
CPS onderwijs en advies.
|
5.
Nooij, H. de
(2008). Kijk op spel: drama voor de Pabo (2de druk).
Groningen: Wolters-Noordhoff.
|
6. Trigt, N. van (2009). Reader basiscommunicatie. Utrecht: MOC
Marnix Academie.
|
Mijn vak didactische bron is Kijk op spel van Holger de Nooij, Wolters-Noordhoff BVV-model ontleend aan studieroute drama De les heb ik uit de powerpoint presentatie van Patrick Rutgers. |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten